Ratten:
Hierin kennen we meerdere soorten de meest voorkomende zijn: de bruine rat en de zwarte rat.
Bruine rat:
Uiterlijk:
– rug meestal grijsbruin, buik lichter. Allerlei kleurvariaties mogelijk.
– stevige bouw, vrij stompe snuit, oren zichtbaar.
– staart iets korter dan het lichaam.
– uitwerpselen stomp, ± 2 cm lang, 0,5 cm dik.
– volwassen: 22-30 cm, ± 500 gram zwaar.
– jongen na 3 maanden geslachtsrijp, draagtijd circa 3 weken.
– levensduur circa 1 jaar, maximaal 2 tot 3 jaar.
– wijfjes maximaal 15 worpen met 7-10 jongen.
Leefwijze:
– “cultuurvolger”, uitstekende graver en zwemmer.
– vooral ‘s nachts actief; alleseter met een voorkeur voor het beste.
– komen voor langs slootkanten, in riolen en mestputten, afvalstortplaatsen, in gebouwen en kruipruimten.
Schade / overlast:
– bevuiling, knaagschade, overbrenger van ziekten (o.a. de ziekte van Weil)
Wering / Bestrijding:
– objecten ontoegankelijk maken door bouwkundige gebreken af te dichten.
– ventilatie-openingen (stootvoegen) in buitenmuren niet breder dan 0,5 cm.
– kiezelstroken rondom gebouwen aanleggen om schuilplaatsen tegen te gaan.
– zorg voor zo min mogelijk schuilplaatsen.
– door middel van klemmen, lokaas en intensieve controles.
Zwarte rat:
Uiterlijk:
– rug en buik blauwgrijs, ook andere kleuren.
– slanke bouw, vrij spitse snuit en grote oren.
– staart langer dan het lichaam.
– uitwerpselen spits, ± 1 cm lang, 0,2 tot 0,3 cm dik.
– volwassen: 14-23 cm, ± 150-250 gram zwaar.
– jongen na 3 maanden geslachtsrijp, draagtijd circa 3 weken.
– levensduur circa 2 jaar, maximaal 4 jaar.
– wijfjes werpen per jaar maximaal 6 keer met 6-10 jongen.
Leefwijze:
– de zwarte rat is een uitstekende klimmer en springer, eet alles, vooral granen.
– leeft op hoge, droge plaatsen in gebouwen en aan boord van schepen.
– loopsporen door onder andere buiksmeer.
Schade / overlast:
– bevuiling, knaagschade, overbrenger van ziekten (o.a. de ziekte van Weil)
Wering / Bestrijding:
– objecten ontoegankelijk maken door bouwkundige gebreken af te dichten.
– ventilatie-openingen (stootvoegen) in buitenmuren niet breder dan 0,5 cm.
– plaatsen van gladde stroken rondom gebouwen om het klimmen tegen te gaan.
– zorg voor zo min mogelijk schuilplaatsen in gebouwen.
– door middel van klemmen, lokaas en intensieve controles. Hoog plaatsen door middel van voerpotten.